Passend medicatiegebruik voor mensen met palliatieve aandoeningen in de huisartspraktijk

Gedurende de laatste fase van het leven is het gebruik van sommige medicatie niet zinvol meer. Continueren van deze medicatie weegt dan niet langer op tegen mogelijke bijwerkingen en is niet in lijn met het centrale doel van zorg in de palliatieve fase: het optimaliseren van de kwaliteit van leven.

Blog door projectleider, universitair docent en huisarts (UMC Utrecht) Matthew Grant en universitair docent Ankie Hazen (UMC Utrecht)

 

 

Iris

Op mijn eerste dag als basisarts was mijn eerste patiënt Iris, een 90-jarige vrouw met lichte dementie en hartfalen. De familie zat allemaal naast haar bed, hield haar hand vast en vertelde verhalen over hun moeder. Ze lag zonder reactie in bed, blijkbaar in de terminale fase. Haar behandeling was gericht op comfort in de palliatieve fase. In de komende dagen werd ze steeds alerter. Bij nader onderzoek was ze klinisch stabiel, maar ze gebruikte elf verschillende medicijnen, waaronder digoxine. Een bloedtest toonde een digoxinespiegel die 5 keer hoger was dan normaal, wat vaak fataal is. Een week later was ze weer de oude en werd ze naar huis ontslagen. Op drie na werden al haar medicijnen gestopt. Een jaar later werkte ik in het hospice en werd Iris opgenomen na een schijnbare beroerte. Ze stierf later die dag, opnieuw omringd door haar familie. De dochter beschreef een geweldig jaar met haar moeder, dat geen van hen had verwacht.

 

 

Overbodig medicatie gebruik

Patiënten zoals Iris gebruiken vaak dagelijks veel medicijnen. Voor patiënten met levensbedreigende aandoeningen is dit zelfs nog gebruikelijker, met gemiddeld 10 verschillende medicijnen. Als de klinische omstandigheden van patiënten veranderen, kunnen deze medicijnen niet meer passend zijn, zoals cholesterol- en bloeddrukmedicatie. Ongeveer 80% van de patiënten met palliatieve aandoeningen gebruikt mogelijk niet passende medicatie in het laatste levensjaar en 30% van de patiënten blijft deze medicatie gebruiken tot aan hun dood. Bij kwetsbare patiënten hebben deze medicijnen een hoger risico op bijwerkingen en interacties. Dit kan leiden tot onnodige kosten voor de patiënt, ongewenste ziekenhuisopnames, en een slechtere kwaliteit van leven.

PASVORM

Met ons PASVORM-project streven we naar het PASsend VORm geven aan zorg voor Mensen in de laatste levensfase. We gaan routinematige medicatiebeoordelingen integreren in de huisartsenzorg voor patiënten met palliatieve aandoeningen. Deze medicatiebeoordelingen zijn gericht op het afbouwen en stoppen van medicaties die niet meer passend zijn. De focus op deprescriptie in de palliatieve fase in de eerstelijnszorg is nieuw, en de grote uitdaging is hoe we het beste deze interventie kunnen inrichten in de klinisch praktijk. Tijdens het project gaan we de processen van medicatiebeoordelingen aanpassen om de interventie te optimaliseren.

De interventie

In dit project nemen 6 huisartsenpraktijken deel in de regio Utrecht. Binnen deze praktijken nodigen wij patiënten met een vergevorderde ziekte en/of levensverwachting van minder dan 1 jaar uit voor een medicatiebeoordeling. Deze medicatiebeoordeling, en de daaruit volgende follow-up gesprekken, richten zich op het afbouwen en stoppen van medicatie conform de STOPPFrail (Screening Tool of Older Persons Prescriptions in Frail adults with limited life expectancy) criteria voor het bepalen of een medicijn gepast is. De gesprekken gaan plaatsvinden als onderdeel van de routinezorg door praktijkondersteuners (POH’S), apothekers en huisartsen.

De zorgverleners die hieraan meedoen krijgen aanvullende training over het voeren van het gesprek, over het afbouwen en stoppen van medicatie bij deze kwetsbare patiënten, en over het toepassen van de huidige (STOPPFrail) criteria. Uit onze eerdere onderzoeken blijkt namelijk dat zorgverleners het stoppen van medicatie lastig vinden. En ervaren dat het gesprek hierover met de patiënt en naasten soms moeilijk is. Verder geven zorgverleners aan dat ze geen duidelijke richtlijnen hebben over het stoppen van medicatie.

We nemen ook patiënten mee in ons onderzoek door hen te informeren en voor te lichten over gepast medicijngebruik en hen aan te moedigen om het gesprek hierover aan te gaan met hun zorgverlener. Voor dit onderdeel gaat de patiëntvertegenwoordiger uit onze projectgroep tijdens de verschillende fasen van het project meedenken en ondersteunen. Door deze medicatiebesprekingen hopen we dat patiënten passende medicaties gebruiken die aansluiten bij hun behoeften en wensen. En dat het aantal ongeschikte medicaties vermindert, waarmee ook het aantal ongewenste bijwerkingen en ziekenhuisopnames. Tenslotte willen we de inhoud van de training en de aangepaste versie van de STOPPFrail criteria beschikbaar maken voor alle zorgverleners die hiermee aan de slag willen gaan.

Tijdlijn

Ons project startte in mei 2024. We leggen momenteel de laatste hand aan het protocol en de praktische werkwijze voor het routinematig uitvoeren van deze specifieke medicatiebeoordelingen in de eerstelijnszorg. De eerste medicatiebeoordelingen voor mensen met gevorderde ziekte of een verminderde levensverwachting beginnen in september 2024 in 1 van de 6 huisartsenpraktijken. In deze praktijk werkt een klinisch apotheker die speciaal is opgeleid voor het verlenen van farmacotherapeutische patiëntenzorg (gerichte zorg voor optimaal geneesmiddelengebruik) in de huisartsenpraktijk. Na monitoring en evaluatie van de interventie in deze praktijk, breiden we het later uit naar de overige 5 huisartsenpraktijken.

Naar structurele toepassing

We gaan kijken wat deze routinematige medicatiebeoordelingen met de daarbij behorende follow-up gesprekken doen voor de kwaliteit van leven van de patiënt. In hoeverre gaat dit ook leiden tot minder ongewenste ziekenhuisopnames en minder gebruik van niet-passende medicatie? Daarnaast willen we begrijpen welke factoren ervoor kunnen zorgen dat de zorgverleners daadwerkelijk deze interventie structureel gaan toepassen. Met deze resultaten onderzoeken we hoe we de interventie voor passend voorschrijven van medicatie breed kunnen implementeren in de eerstelijnszorg en hoe we de documentatie ervan in klinische richtlijnen kunnen verbeteren.

Bron: ZonMW

 

Meer informatie

 

Deel dit bericht